Wat is een gedraaide vijfde toets eigenlijk ?
Dit artikel is ook te lezen en uit te printen als pdf.
Wanneer je net begint te spelen en collega's spreekt, of een trekharmonica wilt kopen, zal de vraag geregeld gesteld worden: Heb je een gedraaide vijf, of wil je een trekharmonica met een gedraaide vijfde toets?
Maar wat wordt hier nou eigenlijk mee bedoeld? In dit artikel hoop ik daar een antwoord op te geven. Dat is nog niet zo eenvoudig, want het veronderstelt nogal wat kennis van het een en ander.
In Nederland wordt, in tegenstelling tot de landen om ons
heen, op een tweerijer meestal gespeeld met een gedraaide vijfde
toets op de binnenrij. Feitelijk betekent dit dat er in het
instrument meestal twee tongplaatjes gedraaid moeten worden.
Vandaar de naam gedraaide toets.
Tongen zien er als volgt uit:
Wanneer je je instrument opent zie je meestal 2 van bovenstaande blokken zitten. Op deze tongenblokken zitten de tongplaatjes, die aan twee kanten voorzien zijn van tongen. Op de foto zie je er maar een. Achter het leertje zit echter ook nog een tong. En achter de tong zit weer een leertje. Kortom als je hem draait ziet hij er hetzelfde uit.
Het geluid in je instrument komt van de tongen. Als je daar lucht langs blaast gaan ze trillen en dat veroorzaakt een toon. Een tongplaatje bevat twee tongen en daarmee twee tonen, die bij duwen of trekken een andere noot produceren.
Draai je nu het vijfde tongplaatje in je tongenblok dan draai je feitelijk twee tonen om, de noot die eerst bij duwen zat zit dan bij trekken en omgekeerd.
Schematisch ziet dat er als volgt uit:
Je ziet hier een deel van je knoppen, boven de streep duwen onder de streep trekken. De letters in het schema komen overeen met de notennamen.
Je ziet dat de vijfde toets op de binnenrij '5 in het linkerschema een C in de duw heeft en in het rechter schema waar hij gedraaid is een C in de trek is geworden. Voor de D geldt hetzelfde maar dan in omgekeerde zin.
Wat is het
voordeel van een gedraaide vijfde toets?
Het belangrijkste voordeel van een gedraaide vijfde toets is dat je nu ook een C in de trek hebt en een D in de duw. In de originele ligging heb je twee keer een C in de duw en twee keer een D in de trek.
Nou en wat levert dat dan voor voordelen op? Dat zal ik aan de hand van een stukje bladmuziek duidelijk maken.
In het bovenste stukje bladmuziek, de originele toetsenligging, word je gedwongen om toets 6 de C in de duw te nemen en toets 7 de D in de trek. Dat levert veel duwen en trekken op in een paar maten spelen.
In de tweede regel zie je wat er gebeurd als je de vijfde toets draait, dat vergroot je mogelijkheden om langer in de duw of trek door te spelen zonder effe snel te moeten heen en weren.
Dat voordeel blijkt in de praktijk op te wegen tegen uiteraard ook een paar nadelen, gezien het feit dat het in de meeste lespraktijken vanzelfsprekend is om je vijfde toets te draaien.
Dat draaien van een tong is overigens voor een beetje handige doe het zelver wel te doen. Op de trekzakpagina staat een kleine fotoworkshop hoe dit te doen.